Dit is een foto van de Stubaier Gletscher in de zomer, hierbij zijn de onderdelen ook benoemd.

Het ijs van de gletsjers kan soms wel is kapot gaan door weer. Dit is fysische verwering.

Hoog in de bergen blijft het winter. Het blijft dus ook sneeuwen hoog in de bergen. De sneeuw heeft geen houvast op de toppen van de berg en valt dus in de kommen ertussen. Zo'n kom vol met sneeuw, hoog in de bergen noem je een firnbekken. Firn is de sneeuw. Deze sneeuw is heel korrelig. Dit komt doordat de sneeuw er al jaren ligt. De sneeuw stapelt zich maar op in het firnbekken. Hierdoor wordt de onderste laag sneew ijs.

Gletjsers zijn een soort van velden die van ijs (een ijskap) zijn gemaakt. Gletsjers liggen in een hooggebergte. Door de zwaartekracht schuiven deze gletsjers onmerkbaar langzaam de berg af. De onderste laag sneeuw in het firnbekken wordt ijs. Dit ijs noemt men gletsjers. Het verband tussen bergen en gletsjers is dat de gletsjers in de bergen liggen.

Er is een hele bekende gletsjer in Tirol genaamd de Stubaier Gletscher. Dit is ook de grootste gletsjer van Oostenrijk en dus ook van Tirol. Deze gletsjer komt niet in het dal. Andere gletsjers in Tirol ook niet.

Het ijs van de gletsjers kan soms wel is kapot gaan door weer. Dit is fysische verwering.

 

Een gletsjer kan ook uit meerdere onderdelen bestaan. Zoals de gletsjerrivier, gletsjerdal, gletsjermeer en gletsjerpoort. Een gletsjerrivier is een rivier die naast regenwater ook het smeltwater van de gletsjers afvoert. Een gletsjerpoort is de plek waar het smeltwater van een gletsjer uit de gletsjer komt. Een gletsjermeer is een meer waarin niet alleen regenwater zit maar ook het smeltwater van de gletsjers. Een gletsjerdal is het dal waarin een gletsjer ligt. Dit is niet in Tirol het geval.

Soms smelten gletsjers en wat dan overblijft noem je grondmorene. Er blijft ook puin liggen aan de zijkanten van een gletsjer. Dit noem je zijmorenen.

Er ligt veel zand en klei in de bergen en bij de gletsjers, maar er is ook een andere soort zand genaamd löss.